Als puber had ik vaak mijn bedenkingen over het leven. Ik deed wat een puber hoort te doen: veel twijfelen, me afzetten, de wereld om me heen door een zwart-witte bril bekijken, me niet-gewaardeerd voelen en me afvragen waar ik nu werkelijk in geloofde.
Veel van die dingen doe ik nog steeds, alleen dan in een andere richting: ik denk na over de functie van twijfel, koester dat ik me gewaardeerd voel, verbaas me hoe gedachten spannender worden als ik minder zwart-wit denk en zoek plekken waar ik aansluiting ervaar, in plaats van dat ik me afzet.
De vraag waar ik werkelijk in geloof heb ik destijds geparkeerd.
In een dagboek concludeerde ik: “Ik geloof dat het heel zinvol zou zijn om in iets hogers met idealen te kunnen geloven, maar het lukt mij niet.”
Er zijn altijd perspectieven waardoor mijn geloof sneuvelt, veronderstelde ik. Het was mezelf immers steeds weer gelukt om mijn eigen gedachten onderuit te halen.
Ik bleek achteraf niet de enige met deze overtuiging, maar de verpersoonlijking van postmodernisme eind jaren ‘90 van de vorige eeuw.

Een reuze lastige situatie. Want nadat ik als zoekende geest de vraag over spiritueel houvast had geparkeerd, voelde ik me vogelvrij. Dat laatste zie ik achteraf, maar dat terzijde.
Alles viel samen, ik viel mee
Ik ging journalistiek studeren en vond de meeste voldoening in interviews met scheppend kunstenaars die door het stof waren gegaan om hun drijfveren verbaal scherp te krijgen. Waarom doe je wat je doet? Waar geloof je echt in? Wat is schoonheid? Ik kon het voor mezelf niet helder krijgen en vroeg mensen het hemd van het lijf.
De gesprekken gaven voldoening. Het mooiste moment was als iemand zichzelf dingen hoorde zeggen die hij nog niet eerder op die manier had uitgesproken. Als degene zichzelf de essentie van zijn motieven hoorde vertellen.
Dan leek voor even alles samen te vallen. En ik viel mee.
De drijfveren van een ander inspireerden mij als ‘mogelijkheden tot leven’, daar kon ik een poosje op doorkauwen.
Na een tijd ging al dat navragen bij anderen vervelen en moest ik er zelf iets mee. Dus ik probeerde eens wat mogelijkheden tot leven in de praktijk.
Gezien er nogal wat mogelijkheden zijn, verliep mijn pad wat hobbelig. Ik verhuisde om de haverklap en voerde allerlei beroepen uit. Van journalist tot schoonmaker, van theatermaker tot secretaresse, van vrijwilligerscoördinator bij mensen met psychiatrische problemen tot bibliothecaresse en van docent dramaturgie tot hoofdredacteur.
Als ik terugkijk, denk ik dat ik er door de jaren heen veel aan zou hebben gehad als ik een ‘mezelf-ontstijgende richtingaanwijzer’ had gehad om me wat strakker op koers te houden. Een soort kompas dat in de gaten houdt of ik in de buurt blijf bij dat waar ik in wil geloven. Ook al geloof ik niets.
Er knaagt iets. Dat dacht ik eind 2016, terwijl ik me zorgen maakte over asociale ontwikkelingen in de samenleving en mijn eigen rol in het grote geheel.
Ik moest in actie komen. Iets als ‘de maatschappij, dat zijn wij, dus ik hoor er ook bij’.
En dan wilde ik wel een voorstel doen hoe.
Ik wilde iets creëren dat mensen richting geeft voor de toekomst en in contact houdt met hun idealen. Iets dat mensen op een positieve manier voedt als ze worden lastiggevallen over ideeën dat ze de boot missen, dat er een oorlog op komst is, ze hun werk kwijtraken, het klimaat haar grillen op ze loslaat of een andersdenker ze verwart.
Dus ik bedacht het Waardentestament.
Wat je naleeft laat je na
Inderdaad, van ‘normen en waarden’, maar dan zonder normen. Waarden als vertaling van idealen. Een waarde hangt namelijk nauw samen met je innerlijke motor die afkoerst op een hoger ideaal. Een ideaal over het goede leven voor jezelf en je omgeving.
Een waarde geeft de richting aan die jij in wilt slaan om een goed leven te leiden.
Jij alleen.
Waarom ik een testament aan die waarden plak?
Zie het als gedachtenvorming over je nalatenschap. Wat je naleeft laat je na.
Het geeft voldoening en rust in je hoofd om daar af en toe bij stil te staan. Het leven is namelijk zo voorbij.
Wat je idealen met de dood te maken hebben? Meer dan je denkt.
De dood heeft de dwingende werking dat je er niet onderuit komt.
Zodra je moet nadenken over jouw eigen eindigheid, blijkt het minder ingewikkeld om te kiezen wat je werkelijk belangrijk vindt. En dan schud je plotseling uit je mouw waar je vanuit je hart in kan geloven. Ook ik.
Wordt vervolgd.
